Terug naar inhoudsopgave
Draadloze netwerken - Overzicht: Gebruikershandleiding Intel(R) PRO/Wireless 2915ABG-netwerkverbinding
Informatie over de technologie van draadloze netwerken
In een draadloos netwerk worden computers zonder hulp van netwerkkabels met elkaar verbonden. De computers maken gebruik van radiocommunicatie voor onderlinge gegevensuitwisseling. U kunt rechtstreeks communiceren met andere draadloze computers of een verbinding maken met een bestaand netwerk via een draadloos toegangspunt. Bij het instellen van de draadloze adapter moet u de uitvoermodus voor het gewenste type draadloos netwerk kiezen. U kunt de Intel(R) PRO/Wireless-adapter gebruiken om een verbinding te maken met andere, vergelijkbare draadloze apparaten die voldoen aan de 802.11-standaard voor draadloze netwerken.
Een modus kiezen voor het draadloze netwerk
Draadloze netwerken kunnen, afhankelijk van het aantal gebruikers op het netwerk, met of zonder toegangspunten werken. In de infrastructuurmodus worden toegangspunten gebruikt via welke draadloze computers gegevens kunnen verzenden en ontvangen. Draadloze computers verzenden gegevens naar het toegangspunt. De gegevens worden door het toegangspunt ontvangen en vervolgens naar de overige computers doorverzonden. Het toegangspunt kan tevens een verbinding maken met een bekabeld netwerk of met het Internet. Meerdere toegangspunten kunnen aan elkaar worden gekoppeld, zodat het bereik een groot gebied kan beslaan.
In de modus apparaat-naar-apparaat, die ook wel de ad-hocmodus wordt genoemd, worden geen toegangspunten gebruikt. In deze modus kunnen computers gegevens rechtstreeks naar andere draadloze computers verzenden. U kunt de ad-hocmodus gebruiken om computers in een thuisnetwerk of een klein bedrijfsnetwerk met elkaar te verbinden of u kunt een tijdelijk draadloos netwerk instellen voor een vergadering.
Een draadloos netwerk configureren
Voor het correct functioneren van een draadloos 802.11-netwerk is de configuratie van drie basisonderdelen vereist:
- Netwerknaam — Voor elk draadloos netwerk wordt een unieke netwerknaam gebruikt ter identificatie van het netwerk. Deze naam wordt de SSID (Service Set Identifier) genoemd. Als u de draadloze adapter instelt, moet u de SSID opgeven. Als u een verbinding wilt maken met een bestaand netwerk, moet u de naam voor het desbetreffende netwerk gebruiken. Als u uw eigen netwerk instelt, kunt u zelf een naam bedenken en deze op elke computer gebruiken. De naam mag maximaal 32 tekens lang zijn en mag cijfers en letters bevatten.
- Profielen — Als u de computer instelt voor toegang tot een draadloos netwerk, wordt door Intel(R) PROSet/Wireless een profiel gemaakt op basis van de instellingen die u opgeeft voor het draadloze netwerk. Als u een verbinding wilt maken met een ander netwerk, kunt u een scan uitvoeren op de aanwezigheid van bestaande netwerken en een tijdelijke verbinding maken of een nieuw profiel maken voor het desbetreffende netwerk. Nadat u profielen heeft gemaakt, kan uw computer automatisch een verbinding maken als u naar een andere locatie gaat.
- Beveiliging — In draadloze 802.11b-netwerken wordt codering gebruikt om uw gegevens te beschermen. WEP (Wired Equivalent Privacy) maakt gebruik van een 64-bits of 128-bits gedeelde coderingssleutel voor het coderen van gegevens. Voordat een computer gegevens verzendt, worden deze gecodeerd met behulp van deze geheime coderingssleutel. De ontvangende computer maakt gebruik van dezelfde sleutel om de gegevens te decoderen. Als u een verbinding maakt met een bestaand netwerk, moet u de coderingssleutel gebruiken die u van de beheerder van het draadloze netwerk heeft gekregen. Als u uw eigen netwerk instelt, kunt u zelf een sleutel bedenken en deze op elke computer gebruiken.
Een draadloos netwerk identificeren
U kunt een draadloos netwerk, afhankelijk van de grootte en de onderdelen, op vele verschillende manieren identificeren:
- De netwerknaam of SSID (Service Set Identifier) — Hiermee wordt een draadloos netwerk geïdentificeerd. Alle draadloze apparaten in het netwerk moeten dezelfde SSID gebruiken.
- ESSID (Extended Service Set Identifier) — Een speciaal type SSID dat wordt gebruikt voor het identificeren van een draadloos netwerk dat toegangspunten bevat.
- IBSSID (Independent Basic Service Set Identifier) — Een speciaal type SSID dat wordt gebruikt voor het identificeren van een netwerk dat bestaat uit draadloze computers die zijn geconfigureerd om rechtstreeks met elkaar te communiceren, zonder gebruik van een toegangspunt.
- BSSID (Basic Service Set Identifier) — Een unieke ID voor elk draadloos apparaat. De BSSID is het Ethernet MAC-adres van het apparaat.
- Broadcast-SSID — Een toegangspunt kan reageren op computers door testpakketten te verzenden met de broadcast-SSID. Als deze functie op het toegangspunt is ingeschakeld, kan elke willekeurige draadloze gebruiker worden gekoppeld aan het toegangspunt met behulp van een lege SSID (null-SSID).
Terug naar inhoudsopgave