Intel® PRO-netwerkadapters installeren


De Intel PCI-, PCI-X- of PCI Express*-adapter installeren

  1. Schakel de computer uit en verwijder de stroomkabel.
  2. Verwijder de kap van de computer en de klep van de adaptersleuf voor de sleuf waarop u de adapter wilt aansluiten.
  3. Duw de adapterconnector stevig in de PCI-sleuf totdat de connector volledig is ingevoerd. Bevestig de beugel aan het chassis.
  4. Breng de computerkap weer op zijn plaats aan. Sluit de stroomkabel aan.

Opmerking: Sommige Intel PRO/1000 server- en desktopadapters maken gebruik van de PCI Express-bus. U kunt zonder problemen een sleuf gebruiken die langer is dan de connector van uw adapter, maar probeer de adapter nooit te installeren in een sleuf die korter is dan de PCI Express-connector.

De netwerkkabel aansluiten

Koperen Intel® PRO/100- en PRO/1000-adapters: sluit de netwerkkabel of kabels aan op de adapter met behulp van TPE-netwerkkabels (Twisted Pair Ethernet) van categorie 3, 4 of 5 voor 10 Mbps-netwerken. Gebruik categorie 5-kabels (vierparig) voor 100 of 1000 Mbps-netwerken en voor thuisnetwerken.

Intel® PRO/1000-glasvezeladapters met SC-connector: verwijder het beschermkapje van de connector voor de glasvezelkabel en bewaar dit. Verbind een 1000Base-SX SC-glasvezelconnector van het duplextype met de TX/RX-poorten van de adaptermodule.

Intel® PRO/1000-glasvezeladapters met LC-connector: verwijder het beschermkapje van de connector voor de glasvezelkabel en bewaar dit. Verbind een LC-connector met de adapter, waarbij de kabels correct moeten worden aangesloten voor het type adapter (1000BASE-SX of 1000BASE-LX). U kunt conversiekabels voor andere typen connectoren (zoals SC) gebruiken als deze geschikt zijn voor de specificaties van de adapter, waarbij bijvoorbeeld lengtebeperkingen een rol kunnen spelen.

Start de computer en volg de onderstaande instructies voor het installeren van de stuurprogramma's.

Stuurprogramma's installeren

Windows-besturingssystemen

Let op: u hebt beheerdersrechten nodig om stuurprogramma's te kunnen installeren.

  1. De adapter wordt gedetecteerd en Windows installeert het eigen stuurprogramma of start de wizard Nieuwe hardware gevonden.
  2. Als de wizard Nieuwe hardware gevonden wordt gestart, klikt u op de knop Annuleren.
  3. Plaats de cd van Intel. Het programma Intel PRO Network Connections wordt automatisch gestart. Klik op de knop Stuurprogramma's en software installeren.

Linux*

Om een binair RPM*-pakket samen te stellen van dit stuurprogramma, voert u 'rpmbuild -tb <bestandsnaam.tar.gz>' uit. Vervang daarbij <bestandsnaam.tar.gz> door de specifieke bestandsnaam van het stuurprogramma.

Opmerkingen:
  • Deze opdracht werkt alleen naar behoren als de kernel die op dit moment draait overeenkomt met de versie en configuratie van de geïnstalleerde kernelbronnen. Als u de kernel net opnieuw heeft gecompileerd, start u nu het systeem opnieuw op.

  • De RPM-functionaliteit is alleen getest met Red Hat-versies van Linux.

  • Voor Intel PRO/100-adapters gebruikt u e100 als naam voor het stuurprogramma.

  1. Verplaats het tar-bestand van het basisstuurprogramma naar de gewenste map. Gebruik bijvoorbeeld '/home/gebruikersnaam/e1000' of '/usr/local/src/e1000'.
  2. Gebruik de volgende opdracht om het archief uit te pakken (waarbij <x.x.x> het versienummer van het tar-bestand is):
    tar zxf e1000-<x.x.x>.tar.gz
  3. Ga naar de src-map van het stuurprogramma (in de opdracht staat <x.x.x> voor het versienummer van het tar-bestand):
    cd e1000-<x.x.x>/src/
  4. Compileer de module voor het stuurprogramma:
    make install
    Het binaire bestand wordt geïnstalleerd als:
    /lib/modules/<kernel_versie>/kernel/drivers/net/e1000.o
    De hierboven genoemde installatielocaties zijn de standaardlocaties. Het is mogelijk dat dit niet de juiste locaties zijn in sommige versies van Linux. Voor meer informatie gaat u naar ldistrib.htm.
  5. De module installeren
    insmod e1000 <parameter>=<waarde>
  6. Wijs een IP-adres toe aan de interface door het volgende op te geven (waarbij <x> het nummer van de interface is):
    ifconfig eth<x> <IP_adres>
  7. Controleer of de interface werkt. Geef de volgende opdracht op (waarbij <IP_adres> het IP-adres van een andere machine in hetzelfde subnet als de te testen interface is):
    ping <IP_adres>

Andere besturingssystemen

Raadpleeg de gebruikershandleiding op de cd-rom bij de adapter of ga naar de website voor klantondersteuning op http://support.intel.com.


* Juridische informatie

Laatst gewijzigd op 05-13-06 15:31 Revisie 8