ConfigFree gebruiken

Profielen

Met ConfigFree-profielen kunt u gemakkelijk omschakelen naar andere netwerkinstellingen en -apparaten.
U kunt eenvoudig tussen netwerkinstellingen schakelen door het profiel met de gewenste instellingen te selecteren.


1 Profielen

Een profiel bevat de netwerkinstellingen die op dat moment op de pc zijn geconfigureerd en informatie over netwerkapparaten.
Voor elk profiel kunnen de volgende instellingen (ofwel vastgelegde items) worden geconfigureerd en opgeslagen.

Vastgelegde items In profiel opgeslagen instellingen
Internetinstellingen LAN-instellingen (instellingen voor de proxyserver en dergelijke) en homepageadres (adres van de pagina die automatisch wordt geopend wanneer Internet Explorer wordt gestart). Deze instellingen kunnen worden geconfigureerd met Internet-opties in Internet Explorer.
Apparaten De status (ingeschakeld/uitgeschakeld) van bedrade en draadloze netwerk- en infraroodapparaten, en de aan/uit-status van de Bluetooth-antenne.
TCP/IP-instellingen Instellingen voor DHCP, IP-adres, subnetmasker, standaardgateway, DNS-server, DNS-suffix en WINS-server
Firewallinstellingen voor internetverbindingen Persoonlijke firewallinstellingen voor een internetverbinding
Standaard inbelverbinding Instellingen die voor de standaard inbelverbinding zijn geconfigureerd.
Instellingen voor bestands- en printerdeling De status (ingeschakeld/uitgeschakeld) van bestands- en printerdeling
Standaardprinter Instellingen die voor de standaardprinter zijn geconfigureerd.
Bluetooth-beveiligingsniveau Status van beveiligingsniveau van Bluetooth

Wanneer een profiel wordt geselecteerd, worden de netwerk- en apparaatinstellingen van dat profiel toegepast. Deze instellingen worden dan de huidige instellingen.

Opmerking: De SSID (naam van draadloze netwerkverbinding) en WEP-sleutel worden niet vastgelegd in een profiel.
(Wanneer u verbinding hebt met een draadloos LAN, wordt de SSID als verbindingsinformatie opgeslagen in het profiel, maar de instelling wordt niet toegepast, zelfs al wordt er naar een ander profiel overgeschakeld. De WEP-sleutel wordt niet in het profiel opgeslagen.)

2 De vastgelegde items (in een profiel opgeslagen instellingen) controleren

Wanneer een profiel wordt gemaakt, worden de geconfigureerde netwerkinstellingen en de apparaatstatus opgeslagen op de pc. Hier wordt uitgelegd hoe u precies nagaat welke informatie in een profiel is opgeslagen.

In dit voorbeeld gaat u de netwerkinstellingen in de pc configureren en de verbindingsstatus bekijken terwijl de pc verbinding heeft met het kantoornetwerk. De vastgelegde items zijn Internetinstellingen, Apparaat, TCP/IP-instellingen, Standaard inbelverbinding en Standaardprinter.
* Wanneer u daadwerkelijk een profiel maakt, worden de vastgelegde items geselecteerd en worden de vereiste instellingen opgeslagen.

Internetinstellingen

(De LAN-instellingen (instellingen voor de proxyserver) controleren)

Internet-opties openen

1 Klik met de linkermuisknop op het pictogram ConfigFree-pictogram in het systeemvak.
2 Plaats de aanwijzer op Profiel.
3 Klik op Internet-opties.




4 Het tabblad Verbindingen van het dialoogvenster Internet-eigenschappen verschijnt.
5 Klik op LAN-instellingen.




Dialoogvenster LAN-instellingen
Het dialoogvenster LAN-instellingen wordt geopend.

De instellingen voor de proxyserver die hier worden weergegeven worden opgeslagen.

(Informatie opgeslagen in dit profiel)
Geef aan of u een proxyserver wilt gebruiken voor uw LAN en of u de proxyserver wilt omzeilen voor lokale adressen.

6 Klik op Geavanceerd.


Dialoogvenster Proxy-instellingen
Het dialoogvenster Proxy-instellingen wordt geopend.


(Informatie opgeslagen in dit profiel)
Stel de proxyserveradressen in die u wilt gebruiken en eventuele adressen waarvoor u de proxyserver niet wilt gebruiken.




(Het adres van de homepage controleren)

Tabblad Algemeen van Internet-eigenschappen
1 Selecteer het tabblad Algemeen van het venster Internet-eigenschappen.

Hier kunt u het homepageadres (het adres van de pagina die automatisch wordt geopend wanneer Internet Explorer wordt gestart) controleren.


(Informatie opgeslagen in dit profiel)
http://www.dynabook.com/





Apparaat

(De apparaatstatus controleren)

Venster Apparaatinstellingen in het hoofdvenster van ConfigFree
Het venster Apparaatinstellingen in het hoofdvenster van ConfigFree openen


Dubbelklik op het pictogram ConfigFree-pictogram in het systeemvak om het hoofdvenster van ConfigFree weer te geven en klik vervolgens op de tab Apparaatinstellingen.

De netwerkapparaten worden weergegeven samen met hun status (ingeschakeld of uitgeschakeld). Uitgeschakelde apparaten worden aangeduid met het symbool Symbool voor uitgeschakeld.

Daarnaast wordt ook de stroomvoorzieningsstatus van de Bluetooth-antenne weergegeven. Als de stroom is uitgeschakeld, wordt het symbool Symbool voor uitgeschakeld weergegeven.

(Informatie opgeslagen in dit profiel)
Bedrade netwerkapparaten zijn ingeschakeld.
Draadloze netwerkapparaten en infraroodapparaten zijn uitgeschakeld.
De Bluetooth-antenne is uitgeschakeld.

TCP/IP

(De TCP/IP-instellingen controleren)

Netwerkeigenschappen starten

1 Klik met de linkermuisknop op het pictogram ConfigFree-pictogram in het systeemvak.
2 Plaats de aanwijzer op LAN-verbinding van een ingeschakeld apparaat.
3 Klik op Eigenschappen.

(Eigenschappen wordt alleen weergegeven in Windows XP.
Voor Windows 2000 selecteert u de optie Apparaten in het menu en klik u op Netwerkverbinding in het submenu om het venster Netwerkverbinding weer te geven. Selecteer een netwerkapparaat, klik met de rechtermuisknop en klik op Eigenschappen.)



Venster Eigenschappen voor LAN-verbinding
Het venster Eigenschappen voor LAN-verbinding wordt geopend.

4 Selecteer Internet-protocol (TCP/IP) en klik op Eigenschappen.





Venster Eigenschappen voor Internet-protocol (TCP/IP)
Het venster Eigenschappen voor Internet-protocol (TCP/IP) verschijnt.

Hier kunt u de DHCP-instelling (voor automatisch ophalen van het IP-adres) en de instellingen voor het subnetmasker, de standaardgateway en de DNS-server controleren.
Klik op Geavanceerd om de instellingen voor de WINS-server en andere geavanceerde instellingen weer te geven.


(Informatie opgeslagen in dit profiel)
DHCP-instelling uitgeschakeld.
Het IP-adres is ingesteld op 192.168.0.101, het subnetmasker op 255.255.255.0, het standaardgatewayadres op 192.168.0.1 en het adres van de DNS-server op 192.168.0.1.



Firewallinstellingen voor internetverbindingen

(De beveiligingsinstellingen controleren)

Het venster met beveiligingsinstellingen openen

1 Klik met de linkermuisknop op het pictogram ConfigFree-pictogram in het systeemvak.
2 Plaats de aanwijzer op Profielen.
3 Klik op Beveiligingsinstellingen.

 


Het venster 'Beveiligingsinstellingen' verschijnt.

4 Controleer de instellingen en klik op OK.
Opmerking ūDe firewallinstellingen zijn alleen beschikbaar in Windows XP. 
ūWanneer een beveiligingsinstelling in dit venster wordt gewijzigd, wordt dit direct weerspiegeld in de netwerkinstellingen van het besturingssysteem.

 


Inbelverbinding


(De instellingen van de inbelverbinding controleren)

Internet-opties starten

1 Klik met de linkermuisknop op het pictogram ConfigFree-pictogram in het systeemvak.
2 Plaats de aanwijzer op Profiel.
3 Klik op Internet-opties.







Tabblad Verbindingen van Internet-eigenschappen
Het tabblad Verbindingen van het dialoogvenster Internet-eigenschappen wordt weergegeven.


Hier kunt u de naam van de standaardverbinding controleren. De verbindingsmethode is geselecteerd.

(Informatie opgeslagen in dit profiel)
Inbelverbinding 1 is de verbindingsinstelling.
"Nooit een verbinding kiezen" is geselecteerd.



Instellingen voor bestands- en printerdeling

(De instellingen voor bestands- en printerdeling controleren)

Het venster met beveiligingsinstellingen openen

1 Klik met de linkermuisknop op het pictogram ConfigFree-pictogram in het systeemvak.
2 Plaats de aanwijzer op Profielen.
3 Klik op Beveiligingsinstellingen.



Het venster 'Beveiligingsinstellingen' verschijnt.

4 Controleer de instellingen en klik op OK.


 


Printer

(De printerinstellingen controleren)

Venster Printers en faxapparaten
Het venster Printers en faxapparaten openen.

Open Configuratiescherm en klik op Printers en faxapparaten om het gelijknamige venster te openen.


Er wordt een vinkje weergegeven naast de standaardprinter.

(Informatie opgeslagen in dit profiel)
Ingesteld op kantoorprinter.


 


Bluetooth-beveiliging

(De instelling van het beveiligingsniveau van Bluetooth wordt bevestigd.)

 


Start het venster voor de beveiligingsinstellingen van Bluetooth.

 
1
 
Klik met de rechtermuisknop op "Bluetooth Beheer" in het systeemvak.
 
2
 
Selecteer de "Apparaateigenschappen"
Het venster "Beveiligingsniveau van Bluetooth" verschijnt.